Genesis 41:9

9 Toen sprak de overste der schenkers tot Farao, zeggende: Ik gedenk heden aan mijn zonden.

Genesis 41:9 Meaning and Commentary

Genesis 41:9

Then spake the chief butler unto Pharaoh
When the magicians and wise men could not interpret his dreams, he was in distress of mind on that account: saying, I do remember my faults this day;
which some interpret of his forgetfulness of Joseph and his afflictions, and of his ingratitude to him, and breach of promise in not making mention of him to Pharaoh before this time; but they seem rather to be faults he had committed against Pharaoh, and were the reason of his being wroth with him, as in ( Genesis 41:10 ) ; and these were either real faults, which the king had pardoned, or however such as he had been charged with, and cleared from; and which he now in a courtly manner takes to himself, and owns them, that the king's goodness and clemency to him might appear, and lest he should seem to charge the king with injustice in casting him into prison; which circumstance he could not avoid relating in the story he was about to tell.

Genesis 41:9 In-Context

7 En de dunne aren verslonden de zeven vette en volle aren. Toen ontwaakte Farao, en ziet, het was een droom.

8 En het geschiedde in den morgenstond, dat zijn geest verslagen was, en hij zond heen, en riep al de tovenaars van Egypte, en al de wijzen, die daarin waren; en Farao vertelde hun zijn droom; maar er was niemand, die ze aan Farao uitlegde.

9 Toen sprak de overste der schenkers tot Farao, zeggende: Ik gedenk heden aan mijn zonden.

10 Farao was zeer vertoornd op zijn dienaars, en leverde mij in bewaring ten huize van den overste der trawanten, mij en den overste der bakkers.

11 En in een nacht droomden wij een droom, ik en hij; wij droomden elk naar de uitlegging zijns drooms.