Handelingen 11:20

20 En er waren enige Cyprische en Cyreneische mannen uit hen, welken te Antiochie gekomen zijnde, spraken tot de Grieksen, verkondigende den Heere Jezus.

Handelingen 11:20 Meaning and Commentary

Acts 11:20

And some of them were men of Cyprus
That is, some of the preachers, that were scattered abroad, were Jews born at Cyprus: such was Barnabas particularly, ( Acts 4:36 ) though he was not among these, as appears from ( Acts 11:22 ) "and Cyrene"; such were Simon that carried the cross after Christ, and his sons Alexander and Rufus, ( Mark 15:21 ) and others that heard the apostles speak with tongues on the day of Pentecost, ( Acts 2:10 )

which when they were come to Antioch, spake unto the Grecians;
or Hellenist Jews, who were born and brought up in Greece, and spoke the Greek language; though the Alexandrian copy, and the Syriac version, read "Greeks", as if they were native Greeks, and properly Gentiles, to whom these ministers spoke the word of the Lord; but the former seems most likely.

Preaching the Lord Jesus;
the dignity of his person, as the Son of God; what he did and suffered to obtain salvation for lost sinners; his resurrection from the dead, ascension to heaven, and intercession; the virtue of his blood for peace and pardon of his sacrifice for atonement of sin, and of his righteousness for justification.

Handelingen 11:20 In-Context

18 En als zij dit hoorden, waren zij tevreden, en verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook den heidenen de bekering gegeven ten leven!

19 Degenen nu, die verstrooid waren door de verdrukking, die over Stefanus geschied was, gingen het land door tot Fenicie toe, en Cyprus, en Antiochie, tot niemand het Woord sprekende, dan alleen tot de Joden.

20 En er waren enige Cyprische en Cyreneische mannen uit hen, welken te Antiochie gekomen zijnde, spraken tot de Grieksen, verkondigende den Heere Jezus.

21 En de hand des Heeren was met hen; en een groot getal geloofde, en bekeerde zich tot den Heere.

22 En het gerucht van hen kwam tot de oren der Gemeente, die te Jeruzalem was; en zij zonden Barnabas uit, dat hij het land doorging tot Antiochie toe.