Handelingen 26:4

4 Mijn leven dan van der jonkheid aan, hetwelk van den beginne onder mijn volk te Jeruzalem geweest is, weten al de Joden;

Handelingen 26:4 Meaning and Commentary

Acts 26:4

My manner of life, from my youth
That is, his conduct and deportment, his behaviour among men, from the time that he was capable of performing religious exercises, and of knowing the difference between one sect and another, and of being observed and taken notice of by men:

which was at the first among mine own nation at Jerusalem;
for though he was born in Tarsus in Cilicia, he was very early brought, or sent by his parents to Jerusalem, where he had his education under Gamaliel; so that the first part of his life was spent in Jerusalem, the metropolis of Judea, and among the Jews there; the more learned and knowing part of them, Gamaliel's pupils, and the wise men and their disciples: and his course of life must be well known to them, as he says,

this know all the Jews;
that had any knowledge of him, and conversation with him.

Handelingen 26:4 In-Context

2 Ik acht mijzelven gelukkig, o koning Agrippa, dat ik mij heden voor u zal verantwoorden van alles, waarover ik van de Joden beschuldigd word;
3 Allermeest, dewijl ik weet, dat gij kennis hebt van alle gewoonten en vragen, die onder de Joden zijn. Daarom bid ik u, dat gij mij lankmoediglijk hoort.
4 Mijn leven dan van der jonkheid aan, hetwelk van den beginne onder mijn volk te Jeruzalem geweest is, weten al de Joden;
5 Als die van over lang mij te voren gekend hebben (indien zij het wilden getuigen), dat ik, naar de bescheidenste sekte van onzen godsdienst, als een Farizeer geleefd heb.
6 En nu sta ik, en word geoordeeld over de hoop der belofte, die van God tot de vaderen geschied is;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.