Jakobus 2:4

4 Hebt gij dan niet in uzelven een onderscheid gemaakt, en zijt rechters geworden van kwade overleggingen?

Jakobus 2:4 Meaning and Commentary

James 2:4

Are ye not then partial in yourselves
That is, guilty of such partiality as must appear to yourselves, and your own consciences must accuse you of; or do not ye distinguish, or make a difference among yourselves, by such a conduct, towards the rich and the poor:

and are become judges of evil thoughts;
or "are distinguishers by evil thoughts"; that is, make a distinction between the rich and the poor, by an evil way of thinking, that one is better than the other, and to be preferred before him.

Jakobus 2:4 In-Context

2 Want zo in uw vergadering kwam een man met een gouden ring aan den vinger, in een sierlijke kleding, en er kwam ook een arm man in met een slechte kleding;
3 En gij zoudt aanzien dengene, die de sierlijke kleding draagt, en tot hem zeggen: Zit gij hier op een eerlijke plaats; en zoudt zeggen tot den arme: Sta gij daar; of: Zit hier onder mijn voetbank;
4 Hebt gij dan niet in uzelven een onderscheid gemaakt, en zijt rechters geworden van kwade overleggingen?
5 Hoort, mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen des Koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen, die Hem liefhebben?
6 Maar gij hebt den armen oneer aangedaan. Overweldigen u niet de rijken, en trekken zij u niet tot de rechterstoelen?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.