Jeremia 14:15

15 Daarom zegt de HEERE alzo: Aangaande de profeten, die in Mijn Naam profeteren, daar Ik hen niet gezonden heb, en zij dan nog zeggen: Er zal geen zwaard noch honger in dit land zijn; diezelve profeten zullen door het zwaard en door den honger verteerd worden.

Jeremia 14:15 Meaning and Commentary

Jeremiah 14:15

Therefore thus saith the Lord concerning the prophets
The false prophets, as the following description shows: that prophecy in my name, and I sent them not;
made use of his name, pretending his authority, though they were not sent by him: yet they say, sword and famine shall not be in the land;
though the Lord by his true prophet had said there should be both; which proves that they were not sent by the Lord, since what they said was in direct opposition to the word of the Lord; wherefore their doom in righteous judgment follows: by sword and famine shall these prophets be consumed;
they should be some of the first, if not the first that should perish by these calamities; which would abundantly prove the falsehood of their predictions, and show that their lies could neither secure themselves nor others from the judgments which the Lord had said should come upon them.

Jeremia 14:15 In-Context

13 Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! zie, die profeten zeggen hun: Gij zult geen zwaard zien, en gij zult geen honger hebben; maar Ik zal u een gewissen vrede geven in deze plaats.
14 En de HEERE zeide tot mij: Die profeten profeteren vals in Mijn Naam; Ik heb hen niet gezonden, noch hun bevel gegeven, noch tot hen gesproken; zij profeteren ulieden een vals gezicht, en waarzegging, en nietigheid, en bedriegerij huns harten.
15 Daarom zegt de HEERE alzo: Aangaande de profeten, die in Mijn Naam profeteren, daar Ik hen niet gezonden heb, en zij dan nog zeggen: Er zal geen zwaard noch honger in dit land zijn; diezelve profeten zullen door het zwaard en door den honger verteerd worden.
16 En het volk, tot hetwelk zij profeteren, zullen op de straten van Jeruzalem weggeworpen zijn vanwege den honger en het zwaard; en er zal niemand zijn, die hen begrave, hen, hun vrouwen, en hun zonen, en hun dochteren; alzo zal Ik hun boosheid over hen uitstorten.
17 Daarom zult gij dit woord tot hen zeggen: Mijn ogen zullen van tranen nederdalen nacht en dag, en niet ophouden; want de jonkvrouw der dochter Mijns volks is gebroken met een grote breuk, een plage, die zeer smartelijk is.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.