Jeremia 2:5

5 Zo zegt de HEERE: Wat voor onrecht hebben uw vaders aan Mij gevonden, dat zij verre van Mij geweken zijn, en hebben de ijdelheid nagewandeld, en zij zijn ijdel geworden?

Jeremia 2:5 Meaning and Commentary

Jeremiah 2:5

Thus saith the Lord, what iniquity have your fathers found in
me
What injustice or injury has been done them? there is no unrighteousness in God, nor can any be done by him; or what unfaithfulness, or want of truth and integrity in performing promises, had they found in him? he never suffers his faithfulness to fail, or any of the good things he has promised. So the Targum,

``what falsehood have your fathers found in my word?''
none at all; God is a covenant keeping God: that they are gone far from me;
from my fear, as the Chaldee paraphrase; from the word and worship, and ways of God: and have walked after vanity;
after idols, the vanities of the Gentiles, ( Jeremiah 14:22 ) : and are become vain?
in their imaginations and in their actions, in their knowledge and in their practice, worshipping idols, as well as guilty of many other sins.

Jeremia 2:5 In-Context

3 Israel was den HEERE een heiligheid, de eerstelingen Zijner inkomste; allen, die hem opaten, werden voor schuldig gehouden; kwaad kwam hun over, spreekt de HEERE.
4 Hoort des HEEREN woord, gij huis van Jakob, en alle geslachten van het huis Israels!
5 Zo zegt de HEERE: Wat voor onrecht hebben uw vaders aan Mij gevonden, dat zij verre van Mij geweken zijn, en hebben de ijdelheid nagewandeld, en zij zijn ijdel geworden?
6 En zeiden niet: Waar is de HEERE, Die ons opvoerde uit Egypteland, Die ons leidde in de woestijn, in een land van wildernissen en kuilen, in een land van dorheid en schaduw des doods, in een land, waar niemand doorging, en waar geen mens woonde?
7 En Ik bracht u in een vruchtbaar land, om de vrucht van hetzelve en het goede er van te eten; maar toen gij daarin kwaamt, verontreinigdet gij Mijn land, en steldet Mijn erfenis tot een gruwel.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.