Jeremia 25:32

32 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet, een kwaad gaat er uit van volk tot volk. en een groot onweder zal er verwekt worden van de zijden der aarde.

Jeremia 25:32 Meaning and Commentary

Jeremiah 25:32

Thus saith the Lord of hosts, behold, evil shall go forth
from nation to nation
Begin in one nation, and then go on to another; first in Judea, and then in Egypt; and so on, like a catching distemper, or like fire that first consumes one house, and then another; and thus shall the cup go round from nation to nation, before prophesied of: thus, beginning at Judea, one nation after another was destroyed by the king of Babylon; then he and his monarchy were destroyed by the Medes and Persians; and then they by the Macedonians; and then the Greeks by the Romans; and a great whirlwind shall be raised up from the coasts of the earth;
or "from the sides of [it]" F20; that is, "from the ends of [it]"; as the Targum, which paraphrases it,

``and many people shall come openly from the ends of the earth;''
this was first verified in the Chaldean army under Nebuchadnezzar, compared to a whirlwind, ( Jeremiah 4:13 ) ; and then in the Medes and Persians under Cyrus; and after that in the Greeks under Alexander; the great and last of all in the Romans under Titus Vespasian.
FOOTNOTES:

F20 (Ura ytkrym) "a lateribus terrae", Schmidt; "a finibus terrae", Vatablus.

Jeremia 25:32 In-Context

30 Gij zult dan al deze woorden tot hen profeteren, en gij zult tot hen zeggen: De HEERE zal brullen uit de hoogte, en Zijn stem verheffen uit de woning Zijner heiligheid; Hij zal schrikkelijk brullen over Zijn woonstede; Hij zal een vreugdegeschrei, als de druiven treders, uitroepen tegen alle inwoners der aarde.
31 Het geschal zal komen tot aan het einde der aarde; want de HEERE heeft een twist met de volken, Hij zal gericht houden met alle vlees; de goddelozen heeft Hij aan het zwaard overgegeven, spreekt de HEERE.
32 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet, een kwaad gaat er uit van volk tot volk. en een groot onweder zal er verwekt worden van de zijden der aarde.
33 En de verslagenen des HEEREN zullen te dien dage liggen van het ene einde der aarde tot aan het andere einde der aarde; zij zullen niet beklaagd, noch opgenomen, noch begraven worden; tot mest op den aardbodem zullen zij zijn.
34 Huilt, gij herders! en schreeuwt, en wentelt u in de as, gij heerlijken van de kudde! want uw dagen zijn vervuld, dat men slachten zal, en van uw verstrooiingen, dan zult gij vervallen als een kostelijk vat.

Related Articles

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.