Jeremia 29:3

3 Door de hand van Elasa, den zoon van Safan, en Gemarja, den zoon van Hilkia, die Zedekia, de koning van Juda, naar Babel zond, tot Nebukadnezar, den koning van Babel, zeggende:

Jeremia 29:3 Meaning and Commentary

Jeremiah 29:3

By the hand of Elasah the son of Shaphan
Perhaps the brother of Ahikam, and of Jaazaniah, ( Jeremiah 26:24 ) ( Ezekiel 8:11 ) ; and Gemariah the son of Hilkiah;
to distinguish him from Gemariah the son of Shaphan the scribe, ( Jeremiah 36:10 ) ; whom Zedekiah king of Judah sent unto Babylon, to Nebuchadnezzar king
of Babylon;
as his ambassadors, on what account it is not certain; perhaps to pay the tribute money to him; or to treat with him about the restoration of some of the captives; or to cultivate friendship, and promise submission, and that he would faithfully keep the covenant he had made with him: and perhaps he might be jealous of Jeconiah using his interest with the king of Babylon for his restoration, which could not be acceptable to Zedekiah; and this might be one reason why he admitted his messengers to carry Jeremiah's letter to the captives, if he knew of it, or saw it; since it exhorted them not to think of a returns, but provide for a long continuance where they were; however, by the hand of these messengers Jeremiah sent his letter to them: saying;
as follows:

Jeremia 29:3 In-Context

1 Voorts zijn dit de woorden des briefs, dien de profeet Jeremia zond van Jeruzalem tot de overige oudsten, die gevankelijk waren weggevoerd, mitsgaders tot de priesteren, en tot de profeten, en tot het ganse volk, dat Nebukadnezar van Jeruzalem gevankelijk had weggevoerd naar Babel.

2 (Nadat de koning Jechonia, en de koningin, en de kamerlingen, de vorsten van Juda en Jeruzalem, mitsgaders de timmerlieden en smeden van Jeruzalem waren uitgegaan);

3 Door de hand van Elasa, den zoon van Safan, en Gemarja, den zoon van Hilkia, die Zedekia, de koning van Juda, naar Babel zond, tot Nebukadnezar, den koning van Babel, zeggende:

4 Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels, tot allen, die gevankelijk zijn weggevoerd, die Ik gevankelijk heb doen wegvoeren van Jeruzalem naar Babel:

5 Bouwt huizen en woont daarin, en plant hoven en eet de vrucht daarvan;