Jeremia 3:21

21 Er is een stem gehoord op de hoge plaatsen, een geween en smekingen der kinderen Israels, omdat zij hun weg verkeerd, en den HEERE, hun God, vergeten hebben.

Jeremia 3:21 Meaning and Commentary

Jeremiah 3:21

A voice was heard upon the high places
And so might be heard afar off; it shows that the repentance and confession of the Jews, when convinced and converted, will be very public, and made upon those places where they have committed their sins; see ( Jeremiah 2:20 ) ( 3:16 ) , for this and the following verses declare the humiliation, repentance, and conversion of the Jews, and the manner in which they shall be brought to it, and be openly put among the children: weeping and supplications of the children of Israel;
not so much lamenting their calamities, as mourning over their sins, supplicating the pardon of them, and freely and ingenuously confessing them: for they have perverted their way, and they have forgotten the Lord
their God;
or, "because they have" F11 this they shall be sensible of, that they have perverted the right ways of the Lord by their traditions, and have forgotten the worship of the Lord, as the Targum paraphrases it; yea, the Lord himself, their covenant God and kind benefactor, and lightly esteemed of the true Messiah, the Rock of their salvation. The consideration of which will cause them to weep and mourn; which they will do when the Spirit of grace and supplication is poured out upon them; and they shall look upon him whom they have pierced, ( Zechariah 12:10 ) . Some interpret this as the cause of their calamities, and not as the subject matter of their mourning; but the latter seems best to agree with what follows, which shows by what means they were brought to repentance, and were converted.


FOOTNOTES:

F11 (Mkrd ta wweh yk) "quia perverterunt viam suam", Munster, Montanus, Junius & Tremellius; "eo quod", Piscator; "quod pravam viam inierunt", Cocceius.

Jeremia 3:21 In-Context

19 Ik zeide wel: Hoe zal Ik u onder de kinderen zetten, en u geven het gewenste land, de sierlijke erfenis van de heirscharen der heidenen? Maar Ik zeide: Gij zult tot Mij roepen: Mijn Vader! en gij zult van achter Mij niet afkeren.
20 Waarlijk, gelijk een vrouw trouwelooslijk scheidt van haar vriend, alzo hebt gijlieden trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, gij huis Israels! spreekt de HEERE.
21 Er is een stem gehoord op de hoge plaatsen, een geween en smekingen der kinderen Israels, omdat zij hun weg verkeerd, en den HEERE, hun God, vergeten hebben.
22 Keert weder, gij afkerige kinderen! Ik zal uw afkeringen genezen. Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de HEERE, onze God!
23 Waarlijk, tevergeefs verwacht men het van de heuvelen en de menigte der bergen; waarlijk, in den HEERE, onzen God, is Israels heil!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.