Jeremia 33:10

10 Alzo zegt de HEERE: In deze plaats (waarvan gij zegt: Zij is woest, dat er geen mens en geen beest in is), in de steden van Juda, en op de straten van Jeruzalem, die zo verwoest zijn, dat er geen mens, en geen inwoner, en geen beest in is, zal wederom gehoord worden,

Jeremia 33:10 Meaning and Commentary

Jeremiah 33:10

Thus saith the Lord, again there shall be heard in this
place
This is to be connected with the beginning of ( Jeremiah 33:11 ) ; and what follows to be put in a parenthesis: which ye say [shall be] desolate without man and without beast:
as in ( Jeremiah 32:43 ) ; the destruction of it being now certain and inevitable; and by which such desolation would be made throughout the country, that very few men or cattle would be left: [even] in the cities of Judah, and in the streets of Jerusalem, that
are desolate;
as they were already, the country being in the hands of the enemy, and the city almost depopulated by the sword, famine, and pestilence, and just about to be delivered up: and so without man, and without inhabitant, and without beast;
neither inhabited by man or beast; which is an hyperbolical exaggeration of the miserable condition of the city, and country; expressing the unbelief and despair of the Jews, at least of some of them, ever seeing better times: whereas, be it so, that this was or would be the case; yet here should be heard again, in the times of the Messiah, when he should appear in Judea, and his Gospel be preached there, from whence it should go into all the world, what follows:

Jeremia 33:10 In-Context

8 En Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, met dewelke zij tegen Mij gezondigd hebben; en Ik zal vergeven al hun ongerechtigheden, met dewelke zij tegen Mij gezondigd en met dewelke zij tegen Mij overtreden hebben.
9 En het zal Mij zijn tot een vrolijken naam, tot een roem, en tot een sieraad bij alle heidenen der aarde; die al het goede zullen horen, dat Ik hun doe; en zij zullen vrezen en beroerd zijn over al het goede, en over al den vrede, dien Ik hun beschikke.
10 Alzo zegt de HEERE: In deze plaats (waarvan gij zegt: Zij is woest, dat er geen mens en geen beest in is), in de steden van Juda, en op de straten van Jeruzalem, die zo verwoest zijn, dat er geen mens, en geen inwoner, en geen beest in is, zal wederom gehoord worden,
11 De stem der vrolijkheid en de stem der blijdschap, de stem des bruidegoms en de stem der bruid, de stem dergenen, die zeggen: Looft den HEERE der heirscharen, want de HEERE is goed, want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid! de stem dergenen, die lof aanbrengen ten huize des HEEREN; want Ik zal de gevangenis des lands wenden, als in het eerste, zegt de HEERE.
12 Zo zegt de HEERE der heirscharen: In deze plaats, die zo woest is, dat er geen mens, zelfs tot het vee toe, in is, mitsgaders in al derzelver steden, zullen wederom woningen zijn van herderen, die de kudden doen legeren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.