Jona 2:7

7 Als mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan den HEERE, en mijn gebed kwam tot U, in den tempel Uwer heiligheid.

Jona 2:7 Meaning and Commentary

Jonah 2:7

When my soul fainted within me
Covered with grief; overwhelmed with sorrow; ready to faint and sink at the sight of his sins; and under a sense of the wrath and displeasure of God, and being forsaken by him: I remembered the Lord;
his covenant and promises, his former mercies and lovingkindness, the gracious experiences he had had of these in times past; he remembered he was a God gracious and merciful, and ready to forgive, healed the backslidings of his people, and still loved them freely, and tenderly received and embraced them, when they returned to him: and my prayer came in unto thee, into thine holy temple;
into heaven itself, the habitation of God's holiness, the temple where he dwells, and is worshipped by holy angels and glorified saints; the prayer the prophet put up in the fish's belly, encouraged to it by remembering the mercy and goodness of God, ascended from thence, and reached the ears of the Lord of hosts in the highest heavens, and met with a kind reception, and had a gracious answer; see ( Psalms 3:4 ) ( 22:6 ) .

Jona 2:7 In-Context

5 De wateren hadden mij omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden.

6 Ik was nedergedaald tot de gronden der bergen; de grendelen der aarde waren om mij henen in eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, o HEERE, mijn God!

7 Als mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan den HEERE, en mijn gebed kwam tot U, in den tempel Uwer heiligheid.

8 Die de valse ijdelheden onderhouden, verlaten hunlieder weldadigheid.

9 Maar ik zal U offeren met de stem der dankzegging; wat ik beloofd heb, zal ik betalen. Het heil is des HEEREN.