Jozua 12:5

5 En heerste over den berg Hermon, en over Salcha, en over geheel Bazan, tot aan de landpale der Gezurieten, en der Maachathieten; en de helft van Gilead, de landpale van Sihon, den koning van Hesbon.

Jozua 12:5 Meaning and Commentary

Joshua 12:5

And reigned in Mount Hermon
That is, over all the people that inhabited that mount or dwelt under it, ( Joshua 11:17 ) , and adjacent to it, of which mountain, (See Gill on Deuteronomy 3:8) and (See Gill on Deuteronomy 3:9);

and in Salcah:
which was a city belonging to the kingdom of Og, ( Deuteronomy 3:10 ) ;

and in all Bashan;
or Batanea, a country famous for pasturage, ( Micah 7:14 ) ( Jeremiah 50:19 ) , and for fat cattle, ( Ezekiel 39:18 ) , and for oaks, ( Isaiah 2:13 ) ( Ezekiel 27:6 ) ( Zechariah 11:2 ) , frequently mentioned in Scripture:

unto the border of the Geshurites, and the Maachathites;
which were two nations the Israelites never expelled, ( Joshua 13:13 ) ; of which see ( Deuteronomy 3:14 ) ;

and half Gilead;
which belonged to Og, as the other half did to Sihon, before observed, which was as follows:

the border of Sihon king of Heshbon;
here the two kingdoms joined, even in the midst of Gilead, which was divided between them, but now wholly fell into the hands of Israel.

Jozua 12:5 In-Context

3 En over het vlakke veld tot aan de zee van Cinneroth tegen het oosten, en tot aan de zee des vlakken velds, de Zoutzee, tegen het oosten, op den weg naar Beth-Jesimoth; en van het zuiden beneden Asdoth-Pisga.
4 Daartoe de landpale van Og, den koning van Bazan, die van het overblijfsel der reuzen was, wonende te Astharoth en te Edrei.
5 En heerste over den berg Hermon, en over Salcha, en over geheel Bazan, tot aan de landpale der Gezurieten, en der Maachathieten; en de helft van Gilead, de landpale van Sihon, den koning van Hesbon.
6 Mozes, de knecht des HEEREN, en de kinderen Israels sloegen hen, en Mozes, de knecht des HEEREN, gaf aan de Rubenieten en aan de Gadieten, en aan den halven stam van Manasse, dat land tot een erfelijke bezitting.
7 Dit nu zijn de koningen des lands, die Jozua sloeg, en de kinderen Israels, aan deze zijde van de Jordaan tegen het westen, van Baal-Gad aan, in het dal van den Libanon, en tot aan den kalen berg, die naar Seir opgaat; en Jozua gaf het aan de stammen Israels tot een erfelijke bezitting, naar hun afdelingen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.