Jozua 18:11

11 En het lot van den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun lot ging uit tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef.

Jozua 18:11 Meaning and Commentary

Joshua 18:11

And the lot of the tribe of the children of Benjamin came up
according to their families
This was the first lot of the seven that came up; it was but a small lot, and therefore called "little Benjamin", ( Psalms 68:27 ) ; but the land was very pleasant and fruitful. Josephus F8 says, this lot was very strait, because of the goodness of the soil, for it took in Jericho, and the city of Jerusalem:

and the coast of their lot came forth between the children of Judah and
the children of Joseph;
having Judah on the south, and Joseph on the north; this was so ordered by the providence of God, that Benjamin should lie close to Joseph, being own brothers, and the only children of Rachel, Jacob's beloved wife; and that it should be next to Judah, with whom it was to unite, both in religious and civil affairs, and both met in and had a part of Jerusalem, the metropolis of Israel; and this lot fell exactly according to the prediction of Moses, and the order of it, who places Benjamin between Judah and Joseph, the tribe of Levi having no share in the division of the land, ( Deuteronomy 33:7 Deuteronomy 33:12 Deuteronomy 33:13 ) .


FOOTNOTES:

F8 Antiqu. l. 5. c. 1. sect. 22.

Jozua 18:11 In-Context

9 De mannen dan gingen heen, en togen het land door en beschreven het, naar de steden, in zeven delen, in een boek; en kwamen weder tot Jozua in het leger te Silo.
10 Toen wierp Jozua het lot voor hen te Silo, voor het aangezicht des HEEREN. En Jozua deelde aldaar den kinderen Israels het land, naar hun afdelingen.
11 En het lot van den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun lot ging uit tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef.
12 En hun landpale was naar den hoek noordwaarts van de Jordaan; en deze landpale gaat opwaarts aan de zijde van Jericho van het noorden, en gaat op door het gebergte westwaarts, en haar uitgangen zijn aan de woestijn van Beth-Aven.
13 En van daar gaat de landpale door naar Luz, aan de zijde van Luz, welke is Beth-El, zuidwaarts; en deze landpale gaat af naar Atroth-Addar, aan den berg, die aan de zuidzijde van het benedenste Beth-Horon is.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.