Jozua 18:12

12 En hun landpale was naar den hoek noordwaarts van de Jordaan; en deze landpale gaat opwaarts aan de zijde van Jericho van het noorden, en gaat op door het gebergte westwaarts, en haar uitgangen zijn aan de woestijn van Beth-Aven.

Jozua 18:12 Meaning and Commentary

Joshua 18:12

And their border on the north side was from Jordan
Which was the eastern boundary of the tribe, and hence proceeded from east to west, and formed its northern border, which is described in like manner as the lot of the children of Joseph, ( Joshua 16:1 Joshua 16:2 ) ;

and the border went up to the side of Jericho on the north side;
from Jordan it went to the north of Jericho, and so took in that place, which was within the tribe of Benjamin, ( Joshua 18:21 ) ;

and went up through the mountains westward;
the mountains that were on the north of Jericho; for, as Strabo says F9, Jericho was surrounded with mountains, see ( Joshua 2:16 Joshua 2:22 ) ; through these mountains the coast went on towards the western border of the tribe:

and the goings out thereof were at the wilderness of Bethaven:
a place near Bethel and Ai, to which there was a wilderness adjoining, see ( Joshua 7:2 ) ( 8:20 ) ; here ended the northern border.


FOOTNOTES:

F9 Geograph. l. 16. p. 525.

Jozua 18:12 In-Context

10 Toen wierp Jozua het lot voor hen te Silo, voor het aangezicht des HEEREN. En Jozua deelde aldaar den kinderen Israels het land, naar hun afdelingen.
11 En het lot van den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun lot ging uit tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef.
12 En hun landpale was naar den hoek noordwaarts van de Jordaan; en deze landpale gaat opwaarts aan de zijde van Jericho van het noorden, en gaat op door het gebergte westwaarts, en haar uitgangen zijn aan de woestijn van Beth-Aven.
13 En van daar gaat de landpale door naar Luz, aan de zijde van Luz, welke is Beth-El, zuidwaarts; en deze landpale gaat af naar Atroth-Addar, aan den berg, die aan de zuidzijde van het benedenste Beth-Horon is.
14 En die landpale strekt en keert zich om, naar den westhoek zuidwaarts van den berg, die tegenover Beth-horon zuidwaarts is, en haar uitgangen zijn aan Kirjath-Baal (welke is Kirjath-Jearim), een stad der kinderen van Juda. Dit is de hoek ten westen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.