Klaagliederen 2:9

9 Teth. Haar poorten zijn in de aarde verzonken; Hij heeft haar grendelen verdorven en gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder de heidenen; er is geen wet; haar profeten vinden ook geen gezicht van den HEERE.

Klaagliederen 2:9 Meaning and Commentary

Lamentations 2:9

Her gates are sunk into the ground
Either the gates of the city or temple, or both; being broke and demolished, and laid level with the ground, and covered with rubbish; for as for the Midrash, or exposition, that Jarchi mentions, that the gates sunk into the earth upon the approach of the enemy, that they might not have power over them, through which the ark passed, is a mere fable of their Rabbins; and equally as absurd is the additional gloss of the Targum,

``her gates sunk into the earth, because they sacrificed a hog, and brought of the blood of it to them:''

he hath destroyed and broken her bars;
with which the gates were bolted and barred, that so the enemy might enter; it was God that did it, or suffered it to be done, or it would not have been in the power of the enemy: her king and her princes [are] among the Gentiles;
Zedekiah, and the princes that were not slain by the king of Babylon, were carried captive thither; and there they lived, even among Heathens that knew not God, and despised his worship: the law [is] no [more];
the book of the law was burnt in the temple, and the tables of it carried away with the ark, or destroyed; and though, no doubt, there were copies of the law preserved, yet it was not read nor expounded; nor was worship performed according to the direction of it; nor could it be in a strange land. Mr. Broughton joins this with the preceding clause, as descriptive of the Heathens: "her king and her princes [are] among Heathen that have no law"; see ( Romans 2:12 ) ; her prophets also find no vision from the Lord;
there was none but Jeremiah left in the land, and none but Ezekiel and Daniel in the captivity; prophets were very rare at this time, as they were afterwards; for we hear of no more after the captivity, till the coming of the Messiah, but Haggai, Zechariah, and Malachi; so that there was very little open vision; the word of the Lord was precious or scarce; there was a famine of hearing it, ( 1 Samuel 3:1 ) ( Amos 8:11 ) ( Psalms 74:9 ) .

Klaagliederen 2:9 In-Context

7 Zain. De Heere heeft Zijn altaar verstoten. Hij heeft Zijn heiligdom te niet gedaan, Hij heeft de muren harer paleizen in des vijands hand overgegeven; zij hebben in het huis des HEEREN een stem verheven als op den dag eens gezetten hoogtijds.

8 Cheth. De HEERE heeft gedacht te verderven den muur der dochter Sions; Hij heeft het richtsnoer daarover getogen, Hij heeft Zijn hand niet afgewend, dat Hij ze niet verslonde; en Hij heeft den voormuur en den muur te zamen treurig gemaakt, zij zijn verzwakt.

9 Teth. Haar poorten zijn in de aarde verzonken; Hij heeft haar grendelen verdorven en gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder de heidenen; er is geen wet; haar profeten vinden ook geen gezicht van den HEERE.

10 Jod. De oudsten der dochter Sions zitten op de aarde, zij zwijgen stil, zij werpen stof op hun hoofd, zij hebben zakken aangegord; de jonge dochters van Jeruzalem laten haar hoofd ter aarde hangen.

11 Caph. Mijn ogen zijn verteerd door tranen, mijn ingewand wordt beroerd; mijn lever is ter aarde uitgeschud, vanwege de breuk der dochter mijns volks; omdat het kind en de zuigeling op de straten der stad in onmacht zinken;