Maleachi 4:3

3 En gij zult de goddelozen vertreden; want zij zullen as worden onder de zolen uwer voeten, te dien dage, dien Ik maken zal, zegt de HEERE der heirscharen.

Maleachi 4:3 Meaning and Commentary

Malachi 4:3

And ye shall tread down the wicked
As grapes in the winepress, as Christ did before them, ( Isaiah 63:2 Isaiah 63:3 ) and they by virtue of him; who makes them more than conquerors through himself, over all their enemies, spiritual and temporal: for they shall be ashes under the soles of your feet;
this refers to the burning of them, ( Malachi 4:1 ) and may be literally understood of their being burnt with the city and temple; when afterwards, as Grotius observes, the city of Jerusalem being in some measure rebuilt, and called Aelia, there was a Christian church in it, governed by bishops, who were converted Jews; and so might be literally said to trample upon the ashes of the wicked, who had persecuted them in times past, they being upon the very spot where these men were destroyed by fire: in the day that I shall do [this], saith the Lord of hosts:
or "in the day which I make" ^F13; that is, by the rising of the sun of righteousness, the Gospel day. The Talmud ^F14 interprets this verse of the bodies of the wicked in hell, which after twelve months will be consumed, and the wind will scatter them under the soles of the feet of the righteous.

---

FOOTNOTES:

F13 (hve yna rva Mwyb) "eo die, quem ego facio", Cocceius.
F14 T. Bab. Roshhashanah, fol. 17. 1.

Maleachi 4:3 In-Context

1 Want ziet, die dag komt, brandende als een oven, dan zullen alle hoogmoedigen, en al wie goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de toekomstige dag zal ze in brand zetten, zegt de HEERE der heirscharen, Die hun noch wortel, noch tak laten zal.

2 Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren.

3 En gij zult de goddelozen vertreden; want zij zullen as worden onder de zolen uwer voeten, te dien dage, dien Ik maken zal, zegt de HEERE der heirscharen.

4 Gedenk der wet van Mozes, Mijn knecht, die Ik hen bevolen heb op Horeb aan gans Israel, der inzettingen en rechten.

5 Ziet, Ik zende ulieden den profeet Elia, eer dat die grote en die vreselijke dag des HEEREN komen zal.