Mattheüs 23:20

20 Daarom wie zweert bij het altaar, die zweert bij hetzelve, en bij al wat daarop is.

Mattheüs 23:20 Meaning and Commentary

Matthew 23:20

Whosoever therefore shall swear by the altar,
&c.] Not that Christ allowed of swearing by the altar, or by the temple, or by heaven, or by any creature, animate or inanimate; for such swearing is elsewhere disapproved of by him, and forbid, but if a man did swear by the altar, he ought to know, and consider that he not only

sweareth by it,
but by all the gifts, and offerings that are brought, and laid upon it,

and by all things thereon;
whatever gifts and sacrifices are offered upon it; which, by being put there, become holy, as the altar itself: so that he that swears by the altar, swears also by the gifts of the altar; and consequently, according to their own traditions, such oaths must be binding.

Mattheüs 23:20 In-Context

18 En zo wie gezworen zal hebben bij het altaar, dat is niets; maar zo wie gezworen zal hebben bij de gave, die daarop is, die is schuldig.

19 Gij dwazen en blinden, want wat is meerder, de gave, of het altaar, dat de gave heiligt

20 Daarom wie zweert bij het altaar, die zweert bij hetzelve, en bij al wat daarop is.

21 En wie zweert bij den tempel, die zweert bij denzelven, en bij Dien, Die daarin woont

22 En wie zweert bij den hemel, die zweert bij den troon Gods, en bij Dien, Die daarop zit.