Mattheüs 23:22

22 En wie zweert bij den hemel, die zweert bij den troon Gods, en bij Dien, Die daarop zit.

Mattheüs 23:22 Meaning and Commentary

Matthew 23:22

And he that shall swear by heaven
As the Jews were wont to do in common, but did not look upon such an oath as obligatory on them; (See Gill on Matthew 5:34), though such an one

sweareth by the throne of God;
for heaven is God's throne, where he sits, and, in an eminent manner, displays the glory of his majesty:

and by him that sitteth thereon,
by God himself. Thus swearing by anything that has any relation to God, is implicitly swearing by him; and therefore ought to be considered as binding, as if he was expressed in it; since an appeal cannot be made to things inanimate, nor indeed to any creature, but to God, the searcher of hearts.

Mattheüs 23:22 In-Context

20 Daarom wie zweert bij het altaar, die zweert bij hetzelve, en bij al wat daarop is.
21 En wie zweert bij den tempel, die zweert bij denzelven, en bij Dien, Die daarin woont
22 En wie zweert bij den hemel, die zweert bij den troon Gods, en bij Dien, Die daarop zit.
23 Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij vertient de munte, en de dille, en den komijn, en gij laat na het zwaarste der wet, namelijk het oordeel, en de barmhartigheid, en het geloof. Deze dingen moest men doen, en de andere niet nalaten.
24 Gij blinde leidslieden, die de mug uitzijgt, en den kemel doorzwelgt.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.