Nahum 2:2

2 Want de HEERE heeft de hovaardij Jakobs afgewend, gelijk de hovaardij Israels; want de ledigmakers hebben ze ledig gemaakt, en zij hebben hun wijnranken verdorven.

Nahum 2:2 Meaning and Commentary

Nahum 2:2

For the Lord hath turned away the excellency of Jacob, as
the excellency of Israel
Or, "will render" a recompence for, or "revenge the pride of Jacob" ^F5; all that insolence, and those injuries done in a proud and haughty manner by Sennacherib king of Assyria to the two tribes of Judah and Benjamin; invading their land, taking their fenced cities, and besieging their metropolis; and in an audacious manner threatening them with utter destruction, unless they surrendered; and also by Shalmaneser, another king of Assyria, who had besieged and took Samaria the capital city of Israel or the ten tribes, and had carried them captive; and now Assyria, though it had been the rod of God's anger, and the instrument of his chastisement and correction of his people, must in its turn suffer and smart for all this: for the emptiers have emptied them out:
the Assyrians, partly by their exactions and tributes they demanded, and partly by their spoil and plunder, had stripped Israel and Judah of all, or the greatest part, of their substance, wealth, and treasure: and marred their vine branches;
their children, their sons and daughters, slaying them, or carrying them captive. Israel and Judah are often compared to a vine, and so their posterity to branches: or "corrupted" ^F6 them, with superstition and idolatry. The Targum interprets it of their renowned cities; these, and towns and villages, being to the land as branches to the vine; and which had been ransacked and pillaged by the Assyrians, and now they should be paid in their own coin.

---

FOOTNOTES:

F5 (bqey Nwag ta hwhy bv yk) "ulciscitur enim Jehova adhibitam in Jacobaeos superbiam", Castalio; "reponit Deus Assyrio illam superbiam quam ipse in Jacobo et Israele exercuit", Grotius; "quia reddidit superbiam" Tirinus.
F6 (wtxv) "corruperunt", Pagninus, Montanus, Junius & Tremellius, Piscator, Vatablus, Burkius.

Nahum 2:2 In-Context

1 De verstrooier trekt tegen uw aangezicht op, bewaar de vesting; bezichtig den weg; sterk de lenden, versterk de kracht zeer.

2 Want de HEERE heeft de hovaardij Jakobs afgewend, gelijk de hovaardij Israels; want de ledigmakers hebben ze ledig gemaakt, en zij hebben hun wijnranken verdorven.

3 De schilden zijner helden zijn rood gemaakt, de kloeke mannen zijn scharlakenvervig; de wagens zijn in het vuur der fakkelen, ten dage als hij zich bereidt; en de spiesen worden geschud.

4 De wagens razen door de wijken, zij lopen ginds en weder op de straten; hun gedaanten zijn als der fakkelen, zij lopen door elkander henen als de bliksemen.

5 Hij zal aan zijn voortreffelijken gedenken, doch zij zullen struikelen in hun tochten; zij zullen haasten naar hun muur, als het beschutsel vaardig zal wezen.