Nehemia 2:10

10 Toen nu Sanballat, de Horoniet, en Tobia, de Ammonietische knecht dat hoorden, mishaagde het hun met groot mishagen, dat er een mens gekomen was, om wat goeds te zoeken voor de kinderen Israels.

Nehemia 2:10 Meaning and Commentary

Nehemiah 2:10

When Sanballat the Horonite
Who either presided at Horonaim, or sprung from thence, a city of Moab, ( Isaiah 15:5 )

and Tobiah the servant, the Ammonite;
who was formerly a slave, but now raised, from a low mean estate, to be governor in the land of Ammon, though still a vassal of the king of Persia:

heard of it, it grieved them exceedingly that there came a man to seek
the welfare of the children of Israel;
to which the Moabites and Ammonites were always averse, and ever bore an hatred to Israel, and envied everything that tended to their happiness.

Nehemia 2:10 In-Context

8 Ook een brief aan Asaf, den bewaarder van den lusthof, denwelken de koning heeft, dat hij mij hout geve om te zolderen de poorten van het paleis, dat aan het huis is, en tot de stadsmuur, en tot het huis, waar ik intrekken zal. En de koning gaf ze mij, naar de goede hand mijns Gods over mij.
9 Toen kwam ik tot de landvoogden aan gene zijde der rivier, en gaf hun de brieven des konings. En de koning had oversten des heirs en ruiteren met mij gezonden.
10 Toen nu Sanballat, de Horoniet, en Tobia, de Ammonietische knecht dat hoorden, mishaagde het hun met groot mishagen, dat er een mens gekomen was, om wat goeds te zoeken voor de kinderen Israels.
11 En ik kwam te Jeruzalem, en was daar drie dagen.
12 Daarna maakte ik mij des nachts op, ik en weinig mannen met mij, en ik gaf geen mens te kennen, wat mijn God in mijn hart gegeven had, om aan Jeruzalem te doen; en er was geen dier met mij, dan het dier, waarop ik reed.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.