Numberi 15:30

30 Maar de ziel, die iets gedaan zal hebben met opgeheven hand, hetzij van inboorlingen of van vreemdelingen, die smaadt den HEERE; en diezelve ziel zal uitgeroeid worden uit het midden van haar volk;

Numberi 15:30 Meaning and Commentary

Numbers 15:30

But the soul that doeth [ought] presumptuously
Or with "an high hand" F20, or through pride, as the Targum of Jonathan; in an haughty, insolent, bold and daring manner; in an obstinate, stubborn, self-willed way, with purpose and design, openly and publicly, neither fearing God nor regarding man:

[whether he be] born in the land, or a stranger;
here a stranger as well signifies a proselyte of the gate as a proselyte of righteousness; seeing this presumptuous sinning may respect idolatry and blasphemy, which sins were punishable in proselytes of the gate by the magistrates of Israel as well as by the immediate hand of God:

the same reproacheth the Lord;
by denying him to be the true Jehovah, by worshipping other gods, and by speaking in a blaspheming manner of him the true God; and indeed every presumptuous sin, which is committed in a bold and audacious manner, in contempt of God and defiance of his law, is a reproaching him the lawgiver, and a trampling upon his legislative power and authority:

and that soul shall be cut off from among his people,
either by the hand of the civil magistrate, upon conviction of him, or by the immediate hand of God; no sacrifice was to be offered for such, no atonement to be made or forgiveness to be had; see ( Matthew 12:31 Matthew 12:32 ) .


FOOTNOTES:

F20 (hmr dyb) "in manu excelsa", Pagninus, Montanus, Vatablus.

Numberi 15:30 In-Context

28 En de priester zal de verzoening doen over de dwalende ziel, als zij gezondigd heeft door afdwaling, voor het aangezicht des HEEREN, doende de verzoening over haar; en het zal haar vergeven worden.
29 Den inboorling der kinderen Israels, en den vreemdeling, die in hunlieder midden als vreemdeling verkeert, enerlei wet zal ulieden zijn, dengene, die het door afdwaling doet.
30 Maar de ziel, die iets gedaan zal hebben met opgeheven hand, hetzij van inboorlingen of van vreemdelingen, die smaadt den HEERE; en diezelve ziel zal uitgeroeid worden uit het midden van haar volk;
31 Want zij heeft het woord des HEEREN veracht en Zijn gebod vernietigd; diezelve ziel zal ganselijk uitgeroeid worden; haar ongerechtigheid is op haar.
32 Als nu de kinderen Israels in de woestijn waren, zo vonden zij een man, hout lezende op den sabbatdag.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.