Psalmen 106:39

39 En zij ontreinigden zich door hun werken, en zij hebben gehoereerd door hun daden.

Psalmen 106:39 Meaning and Commentary

Psalms 106:39

Thus were they defiled with their own works
Not the land only, but they themselves also; or "with their works" ^F1, with the works of the Heathen they learned, ( Psalms 106:35 ) , or rather with their own works, the works of the flesh, especially their shocking idolatries: sin is of a defiling nature; it has defiled all men, it defiles all of men, all the faculties of their souls, and all the members of their bodies; nor can anything truly and thoroughly cleanse from it but the blood of Christ: even men's works of righteousness are as filthy rags and defiling, and much more their evil works.

And went a whoring with their own inventions;
after other gods; idolatry is often in Scripture signified by whoredom; the idolatry of Israel and Judah is represented by two harlots and their lewd practices, in ( Ezekiel 23:1 ) and hence the apostate church of Rome is compared to a whore, because of her idolatry, ( Revelation 17:1 Revelation 17:2 Revelation 17:5 ) .

---

FOOTNOTES:

F1 (Mhyvemb) "operibus earum", Muis; so Ainsworth.

Psalmen 106:39 In-Context

37 Daarenboven hebben zij hun zonen en hun dochteren den duivelen geofferd.

38 En zij hebben onschuldig bloed vergoten, het bloed hunner zonen en hunner dochteren, die zij den afgoden van Kanaan hebben opgeofferd; zodat het land door deze bloedschulden is ontheiligd geworden.

39 En zij ontreinigden zich door hun werken, en zij hebben gehoereerd door hun daden.

40 Dies is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft een gruwel gehad aan Zijn erfdeel.

41 En Hij gaf hen in de hand der heidenen, en hun haters heersten over hen.