Psalmen 137:7

7 HEERE! gedenk aan de kinderen van Edom, aan den dag van Jeruzalem; die daar zeiden: Ontbloot ze, ontbloot ze, tot haar fondament toe!

Psalmen 137:7 Meaning and Commentary

Psalms 137:7

Remember, O Lord, the children of Edom in the day of
Jerusalem
Of her visitation, calamity, and destruction, how they behaved then, and them for it; who, though the children of Esau and brethren of the Jews, as well as their neighbours, yet hated them; the old grudge of their father, because of the birthright and blessing, as well as the old enmity of the serpent, continuing in them; and who rejoiced at their ruin, helped forward their affliction, and were assistants to the Babylonians in the plunder and destruction of them, ( Obadiah 1:11-14 ) . The Targum is,

``Michael, the prince of Jerusalem, said, remember, O Lord, the people of Edom who destroyed Jerusalem.''

Many Jewish writers, as Aben Ezra observes, interpret this of the destruction of Jerusalem by the Romans:

who said, rase [it], rase [it even] to the foundation thereof:
or "make [it] naked" or "bare F9 to the foundation"; pull down its walls, lay them level with the ground; root up the very foundation of them, and let nothing be left or seen but the bare naked ground; so spiteful and malicious were they.


FOOTNOTES:

F9 (wre) "nudate", Vatablus, Junius & Tremellius, Piscator, Cocceius, Schmidt.

Psalmen 137:7 In-Context

5 Indien ik u vergeet, o Jeruzalem! zo vergete mijn rechterhand zichzelve!
6 Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, zo ik aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap!
7 HEERE! gedenk aan de kinderen van Edom, aan den dag van Jeruzalem; die daar zeiden: Ontbloot ze, ontbloot ze, tot haar fondament toe!
8 O dochter van Babel! die verwoest zult worden, welgelukzalig zal hij zijn, die u uw misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt.
9 Welgelukzalig zal hij zijn, die uw kinderkens grijpen, en aan de steenrots verpletteren zal.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.