Psalmen 33:1

1 Gij rechtvaardigen! zingt vrolijk in den HEERE; lof betaamt den oprechten.

Psalmen 33:1 Meaning and Commentary

Psalms 33:1

Rejoice in the Lord, O ye righteous
(See Gill on Psalms 32:11);

[for] praise is comely for the upright;
it becomes them; it is their duty; they are bound unto it by the mercies and favours they have received; should they not give praise to God, the stones of the wall would cry out, and rebuke them for their ingratitude: it is beautiful, and looks lovely in them; it is an ornament to them, and is, in the sight of God, of great esteem: it is very acceptable to him, and when grace is in exercise, and their hearts in tune, being sensibly touched and impressed with the goodness of God, it is desirable by them, and is pleasant and delightful to them.

Psalmen 33:1 In-Context

1 Gij rechtvaardigen! zingt vrolijk in den HEERE; lof betaamt den oprechten.

2 Looft den HEERE met de harp; psalmzingt Hem met de luit, en het tiensnarig instrument.

3 Zingt Hem een nieuw lied; speelt wel met vrolijk geschal.

4 Want des HEEREN woord is recht, en al Zijn werk getrouw.

5 Hij heeft gerechtigheid en gericht lief; de aarde is vol van de goedertierenheid des HEEREN.