Psalmen 69:11

11 En ik heb geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden tot allerlei smaad.

Psalmen 69:11 Meaning and Commentary

Psalms 69:11

I made sackcloth also my garment
Though we nowhere read that Jesus put on sackcloth upon any occasion, yet it is not improbable that he did; besides, the phrase may only intend that he mourned and sorrowed at certain times, as persons do when they put on sackcloth: moreover, as the common garb of his forerunner was raiment of camels' hair, with a leathern girdle; so it is very likely his own was very mean, suitable to his condition; who, though he was rich, for our sakes became poor;

and I became a proverb to them;
a byword; so that when they saw any person in sackcloth, or in vile raiment, behold such an one looks like Jesus of Nazareth.

Psalmen 69:11 In-Context

9 Ik ben mijn broederen vreemd geworden, en onbekend aan mijner moeders kinderen.
10 Want de ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden dergenen, die U smaden, zijn op mij gevallen.
11 En ik heb geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden tot allerlei smaad.
12 En ik heb een zak tot mijn kleed aangedaan; maar ik ben hun tot een spreekwoord geworden.
13 Die in de poort zitten, klappen van mij; en ik ben een snarenspel dergenen, die sterken drank drinken.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.