Romeinen 3:26

26 Tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd; opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is.

Romeinen 3:26 Meaning and Commentary

Romans 3:26

To declare, I say, at this time, his righteousness
This end is further explained, it being to declare the righteousness of God "at this time", under the Gospel dispensation; in which there was such a display of the grace, mercy, and goodness of God:

that he might be just;
that is, appear to be so: God is naturally and essentially just in himself; and he is evidentially so in all his works, particularly in redemption by Christ; and when and while he is

the justifier of him that believeth in Jesus:
Jesus, the Saviour, is the object of faith, as he is the Lord our righteousness; the believer in Jesus is a real, and not a nominal one; God is the justifier of such in a declarative way, and God only, though not to the exclusion of the Son and Spirit; and which sentence of justification is pronounced by him on the foot of a perfect righteousness, which neither law nor justice can find fault with, but entirely approve of; and so he appears just and righteous, even though he justifies the sinner and the ungodly.

Romeinen 3:26 In-Context

24 En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is;

25 Welken God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods;

26 Tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd; opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is.

27 Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door de wet des geloofs.

28 Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet.