Ruth 2:13

13 En zij zeide: Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl gij mij getroost hebt, en dewijl gij naar het hart uwer dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik niet ben, gelijk een uwer dienstmaagden.

Ruth 2:13 Meaning and Commentary

Ruth 2:13

Then she said, let me find favour in thy sight, my lord
Or rather, since she had found favour in his sight already: the words are to be considered, not as a wish for it, but as acknowledging it, and expressing her faith and confidence, that she should for time to come find favour in his sight, and have other instances of it; for so the words may be rendered, "I shall find favour" F26, for which she gives the following reasons:

for that thou hast comforted me, and for that thou hast spoken friendly
unto thine handmaid;
had spoken in her commendation, and wished her all happiness here and hereafter; said kind and comfortable words to her, to her very heart, as in ( Isaiah 40:2 ) which were cheering, refreshing, and reviving to her:

though I be not like unto one of thine handmaidens;
not worthy to be one of them, or to be ranked with them, being meaner than the meanest of them, a poor widow, and a Moabitish woman; the Septuagint and Syriac versions leave out the negative particle, and read, "I shall be as one of thine handmaids".


FOOTNOTES:

F26 (Nx auma) "inveniam gratiam", Pagninus, Montanus.

Ruth 2:13 In-Context

11 En Boaz antwoordde en zeide tot haar: Het is mij wel aangezegd alles, wat gij bij uw schoonmoeder gedaan hebt, na de dood uws mans, en hebt uw vader en uw moeder, en het land uwer geboorte verlaten, en zijt heengegaan tot een volk, dat gij van te voren niet kendet.
12 De HEERE vergelde u uw daad en uw loon zij volkomen, van den HEERE, den God Israels, onder wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen!
13 En zij zeide: Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl gij mij getroost hebt, en dewijl gij naar het hart uwer dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik niet ben, gelijk een uwer dienstmaagden.
14 Als het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom hier bij, en eet van het brood, en doop uw bete in den azijn. Zo zat zij neder aan de zijde van de maaiers, en hij langde haar geroost koren, en zij at, en werd verzadigd, en hield over.
15 Als zij nu opstond, om op te lezen, zo gebood Boaz zijn jongens, zeggende: Laat haar ook tussen de garven oplezen, en beschaamt haar niet.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.