Spreuken 22:16

16 Die den arme verdrukt, om het zijne te vermeerderen, en den rijke geeft, komt zekerlijk tot gebrek.

Spreuken 22:16 Meaning and Commentary

Proverbs 22:16

He that oppresseth the poor to increase his [riches]
By taking away from them the little they have; by keeping back their hire, defrauding them of the just wages of their labours; or by usury and extortion, or any other unjust method, whereby they distress the poor, and enrich themselves; [and] he that giveth to the rich [shall] surely [come] to want:
that gives to those that are richer than he; or that are in greater power and authority, that they may protect him in the possession of his ill gotten riches; yet, after all, it shall not thrive and prosper with him, it will all issue in poverty and want: or, as the Vulgate Latin version renders it, "he shall give to one more rich, and shall want"; he shall be forced to give it to another richer than he, and of greater power, and so shall get nothing by his oppression of the poor; but as he has served the poor, so shall he be served himself, and be brought to beggary and want; see ( Proverbs 21:13 ) .

Spreuken 22:16 In-Context

14 De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin vallen.

15 De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen.

16 Die den arme verdrukt, om het zijne te vermeerderen, en den rijke geeft, komt zekerlijk tot gebrek.

17 Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap;

18 Want het is liefelijk, als gij die in uw binnenste bewaart; zij zullen samen op uw lippen gepast worden.