Spreuken 26:20

20 Als er geen hout is, gaat het vuur uit; en als er geen oorblazer is, wordt het gekijf gestild.

Spreuken 26:20 Meaning and Commentary

Proverbs 26:20

Where no wood is, [there] the fire goeth out
Or "woods" {h}; where there is a large quantity of wood or fuel, the fire is kept up; but where there is little, scarce any or none at all, it goes out of course; So where [there is] no talebearer, the strife ceaseth;
or is silent {i}: men cease to quarrel one with another; they hold their peace and are silent, when there are none to bring tales from one to another, or any whisperer or backbiter to suggest evil things of each other; or when such are discouraged on both sides, and their tales are not listened to; or when they are detected and thrust out of doors, as they deserve, then strife subsides, and peace ensues. Contention is like a fire, the flame of which is blown up by talebearers and whisperers, who are as incendiaries, and as such are to be treated.


FOOTNOTES:

F8 (Myue opab) "deficientibus lignis", Junius & Tremellius, Piscator; "in deficientia lignorum", Michaelis; "quum expirarunt ligna", Schultens.
F9 (qtvy) "silebit", Pagninus, Montanus, Mercerus, Gejerus; "silet", Junius & Tremellius, Piscator; "consilescit", Cocceius, Schultens.

Spreuken 26:20 In-Context

18 Gelijk een, die zich veinst te razen, die vuursprankelen, pijlen en dodelijke dingen werpt;
19 Alzo is een man, die zijn naaste bedriegt, en zegt: Jok ik er niet mede?
20 Als er geen hout is, gaat het vuur uit; en als er geen oorblazer is, wordt het gekijf gestild.
21 De dove kool is om de vurige kool, en het hout om het vuur; alzo is een kijfachtig man, om twist te ontsteken.
22 De woorden des oorblazers zijn als dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.