1 Samuël 18:10

10 En het geschiedde des anderen daags, dat de boze geest Gods over Saul vaardig werd, en hij profeteerde midden in het huis, en David speelde op snarenspel met zijn hand, als van dag tot dag; Saul nu had een spies in zijn hand.

1 Samuël 18:10 Meaning and Commentary

1 Samuel 18:10

And it came to pass on the morrow
After the women had met him with their music and dancing, and when returned home:

that the evil spirit from God came upon Saul;
thinking on the above things that had passed, he became melancholy:

and he prophesied in the midst of the house;
either really, delivering out divine songs, as the prophets did; according to Abarbinel, he foretold that David would be king, and the kingdom would be taken from him, and given to him; or he feigned himself a prophet, mimicking their motions and gestures; or, as the Targum, acted like a mad man, or a fool, uttering foolish words, and using ridiculous gestures, which seems most agreeable to the evil spirit in him:

and David played with his hand as at other times;
upon his harp, to remove the evil spirit, or melancholy disposition from Saul; for though he was now advanced at court, and an officer in the army, and high in the affections and applause of the people: yet he did not think it below him to act as a musician, to do service to his prince; of such an humble, kind, and ingenuous disposition was he:

and [there was] a javelin in Saul's hand;
a kind of spear, or half pike, which he had taken into his hand on purpose to kill David while playing; for persons in such circumstances as his, as they are very mischievous, so very subtle at contriving.

1 Samuël 18:10 In-Context

8 Toen ontstak Saul zeer, en dat woord was kwaad in zijn ogen, en hij zeide: Zij hebben David tien duizend gegeven, doch mij hebben zij maar duizend gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem zijn.

9 En Saul had het oog op David, van dien dag af en voortaan.

10 En het geschiedde des anderen daags, dat de boze geest Gods over Saul vaardig werd, en hij profeteerde midden in het huis, en David speelde op snarenspel met zijn hand, als van dag tot dag; Saul nu had een spies in zijn hand.

11 En Saul schoot de spies, en zeide: Ik zal David aan den wand spitten; maar David wendde zich tweemaal van zijn aangezicht af.

12 En Saul vreesde voor David, want de HEERE was met hem, en Hij was van Saul geweken.