1 Samuël 25:3

3 En de naam des mans was Nabal, en de naam zijner huisvrouw was Abigail; en de vrouw was goed van verstand, en schoon van gedaante; maar de man was hard en boos van daden, en hij was een Kalebiet.

1 Samuël 25:3 Meaning and Commentary

1 Samuel 25:3

Now the name of the man [was] Nabal
Which signifies a "fool"; one would think his parents should not give him this name, though it is a name proper enough to men in common; and Kimchi thinks this was a nickname, which men gave him agreeably to his genius and conduct, and which is not improbable:

and the name of his wife Abigail;
which signifies "my father's joy", he delighting in her for her wit and beauty, as follows:

and [she was] a woman of good understanding, and of a beautiful
countenance;
she was not only of a good understanding in things natural, civil, and domestic, but in things spiritual, as her speech to David shows, and which, with her external form, completed her character, and greatly recommended her; which is the character Aelianus

---

FOOTNOTES:

F21 gives of Aspasia, wise and fair:

but the man [was] churlish and evil in his doings;
morose and ill natured in the temper and disposition of his mind, and wicked in his conversation, and fraudulent and oppressive in his dealings with men:

and he [was] of the house of Caleb;
or he was a Calebite ^F23, a descendant of that great and good man Caleb the son of Jephunneh; which was an aggravation of his wickedness, that he should be the degenerate plant of such a noble vine: some interpret it, he was as his heart, as his heart was bad, so was he; some men, their outside is better than their inside; but this man was no hypocrite, he was as bad outwardly as he was inwardly: the word "Caleb" sometimes signifies a dog; hence the Septuagint version renders it, a doggish man, a cynic; and to the same purpose are the Syriac and Arabic versions; and so some Jewish writers interpret it; but the Targum, Jarchi, and Kimchi, supply it as we do, that he was of the house or family of Caleb, and so of the tribe of Judah, as David was.

F21 Var. Hist. l. 12. c. 1.
F23 (wblk) "keri" (yblk) "Calibita", Pagninus, Montanus; "Calebita" Tigurine version, Junius & Tremcilius, Piscator.

1 Samuël 25:3 In-Context

1 En Samuel stierf; en gans Israel vergaderde zich, en zij bedreven rouw over hem, en begroeven hem in zijn huis te Rama. En David maakte zich op, en toog af naar de woestijn Paran.

2 En er was een man te Maon, en zijn bedrijf was te Karmel; en die man was zeer groot, en hij had drie duizend schapen, en duizend geiten; en hij was in het scheren zijner schapen te Karmel.

3 En de naam des mans was Nabal, en de naam zijner huisvrouw was Abigail; en de vrouw was goed van verstand, en schoon van gedaante; maar de man was hard en boos van daden, en hij was een Kalebiet.

4 Als David hoorde in de woestijn, dat Nabal zijn schapen schoor,

5 Zo zond David tien jongelingen; en David zeide tot de jongelingen: Gaat op naar Karmel, en als gij tot Nabal komt, zo zult gij hem in mijn naam naar den welstand vragen;