1 Koningen 1:51

51 En men maakte Salomo bekend, zeggende: Zie, Adonia vreest den koning Salomo, want zie, hij heeft de hoornen des altaars gevat, zeggende: Dat de koning Salomo mij als heden zwere, dat hij zijn knecht met het zwaard niet doden zal!

1 Koningen 1:51 Meaning and Commentary

1 Kings 1:51

And it was told Solomon
By some of his courtiers:

saying, behold, Adonijah feareth King Solomon;
lest he should take away his life:

for, lo, he hath caught hold on the horns of the altar;
which was the last resort of the guilty when they despaired of mercy otherwise:

saying, let King Solomon swear unto me this day that he will not slay
his servant with the sword;
he owns Solomon to be king, and himself his subject and servant; this no doubt he did to conciliate his favour, nor did he think his life safe, unless Solomon promised with an oath, that he would not take it away.

1 Koningen 1:51 In-Context

49 Toen verschrikten en stonden op al de genoden, die bij Adonia waren, en gingen een iegelijk zijns weegs.
50 Doch Adonia vreesde voor Salomo, en hij stond op, en ging heen, en vatte de hoornen des altaars.
51 En men maakte Salomo bekend, zeggende: Zie, Adonia vreest den koning Salomo, want zie, hij heeft de hoornen des altaars gevat, zeggende: Dat de koning Salomo mij als heden zwere, dat hij zijn knecht met het zwaard niet doden zal!
52 En Salomo zeide: Indien hij een vroom man zal zijn, daar zal niet van zijn haar op de aarde vallen; maar indien in hem kwaad bevonden zal worden, zo zal hij sterven.
53 En de koning Salomo zond heen, en zij deden hem afgaan van het altaar; en hij kwam, en boog zich neder voor den koning Salomo. En Salomo zeide tot hem: Ga heen naar uw huis.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.