1 Koningen 8:38

38 Alle gebed, alle smeking, die van enig mens, van al Uw volk Israel, geschieden zal; als zij erkennen, een ieder de plage zijns harten, en een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal;

1 Koningen 8:38 Meaning and Commentary

1 Kings 8:38

What prayer and supplication soever
On account of any of the above things, or any other:

be [made] by any man, or by all the people Israel;
by a private man, for such an one might go to the temple and pray by himself; see ( Luke 18:10 Luke 18:11 ) or by the public congregation:

which shall know every man the plague of his own heart;
be sensible of his sin as the cause of his distress, and own it, though ever so privately committed, which none knows but God and his own heart; and which may be only an heart sin, not actually committed; as all sin is originally in the heart, and springs from it, that is the source of all wickedness; it may respect the corruption of nature, indwelling sin, which truly deserves this name, and which every good man is led to observe, confess, and bewail, ( Psalms 51:4 Psalms 51:5 ) . In ( 2 Chronicles 6:29 ) it is,

shall know his own sore and his own grief;
what particularly affects him, and gives him pain and sorrow, as every man best knows his own affliction and trouble, and so can best represent his own case to the Lord:

and spread forth his hands towards this house;
pray with his face towards it, and his hands spread out, a prayer gesture, and what was now used by Solomon, ( 1 Kings 8:22 ) .

1 Koningen 8:38 In-Context

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.
37 Als er honger in het land wezen zal, als er pest wezen zal, als er brandkoren, honigdauw, sprinkhanen, kevers wezen zullen, als zijn vijand in het land zijner poorten hem belegeren zal, of enige plage, of enige krankheid wezen zal;
38 Alle gebed, alle smeking, die van enig mens, van al Uw volk Israel, geschieden zal; als zij erkennen, een ieder de plage zijns harten, en een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal;
39 Hoor Gij dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en doe, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart van alle kinderen der mensen;
40 Opdat zij U vrezen al de dagen, die zij leven zullen in het land, dat Gij onzen vaderen gegeven hebt.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.