7
En deze zaak was kwaad in de ogen Gods; daarom sloeg Hij Israel.
8
Toen zeide David tot God: Ik heb zeer gezondigd, dat ik deze zaak gedaan heb; maar neem toch nu de misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gehandeld.
9
De HEERE nu sprak tot Gad, den ziener van David, zeggende:
10
Ga heen, en spreek tot David, zeggende: Aldus zegt de HEERE: Drie dingen leg Ik u voor; kies u een uit die, dat Ik u doe.
11
En Gad kwam tot David, en zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Neem u uit:
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.