1 Kronieken 6:31

31 Dezen nu zijn het, die David gesteld heeft tot het ambt des gezangs in het huis des HEEREN, nadat de ark tot rust gekomen was.

1 Kronieken 6:31 Meaning and Commentary

1 Chronicles 6:31

And these are they
Who follow; the account of whom begins ( 1 Chronicles 6:33 ) ,

whom David set over the service of the song in the house of the Lord:
whom he appointed chief musicians, and masters of the chorus, to manage and conduct that part of divine service in the sanctuary, singing the praises of God, both with vocal and instrumental music:

after the ark had rest;
which was when it was brought from the house of Obededom to the city of David, and was placed in a tabernacle he provided for it, ( 2 Samuel 6:12-17 ) , where it remained until the temple was built, when and which was the only time it was removed, whereas before it had been removed from place to place, and so till now had no rest; though some understand this of the ceasing or silence of the oracle over the ark, which was neither consulted by Solomon and his successors, nor any of the high priests afterwards ^F7.

---

FOOTNOTES:

F7 Vid. Marsham. Canon. Chron. Setul. 14. p. 365.

1 Kronieken 6:31 In-Context

29 De kinderen van Merari waren Maheli; zijn zoon Libni; zijn zoon Simei; zijn zoon Uzza;

30 Zijn zoon Simea; zijn zoon Haggija; zijn zoon Asaja.

31 Dezen nu zijn het, die David gesteld heeft tot het ambt des gezangs in het huis des HEEREN, nadat de ark tot rust gekomen was.

32 En zij dienden voor den tabernakel van de tent der samenkomst met gezangen, totdat Salomo het huis des HEEREN te Jeruzalem bouwde; en zij stonden naar hun wijze in hun ambt.

33 Dezen nu zijn ze, die daar stonden met hun zonen; van de zonen der Kahathieten, Heman de zanger, de zoon van Joel, den zoon van Samuel,