1 Samuël 26:9

9 David daarentegen zeide tot Abisai: Verderf hem niet; want wie heeft zijn hand aan den gezalfde des HEEREN gelegd, en is onschuldig gebleven?

1 Samuël 26:9 Meaning and Commentary

1 Samuel 26:9

And David said to Abishai, destroy him not
He laid his commands upon him not to hurt him:

for who can stretch forth his hand against the Lord's anointed, and be
guiltless?
since Saul was king, and appointed to that office by the Lord, and was anointed by his order for it, and invested with it by him, his person was sacred, and not to be touched; nor could his life be taken away by any without being guilty of a very great crime indeed, which it might be justly expected the Lord would resent and punish.

1 Samuël 26:9 In-Context

7 Alzo kwamen David en Abisai tot het volk des nachts; en ziet, Saul lag te slapen in den wagenburg, en zijn spies stak in de aarde aan zijn hoofdeinde, en Abner, en het volk lag rondom hem.
8 Toen zeide Abisai tot David: God heeft heden uw vijand in uw hand besloten; laat mij toch hem nu met de spies op eenmaal ter aarde slaan, en ik zal het hem niet ten tweeden male doen.
9 David daarentegen zeide tot Abisai: Verderf hem niet; want wie heeft zijn hand aan den gezalfde des HEEREN gelegd, en is onschuldig gebleven?
10 Verder zeide David: Zo waarachtig als de HEERE leeft, de HEERE zal hem slaan, of zijn dag zal komen, dat hij zal sterven, of hij zal in een strijd trekken, dat hij omkome.
11 De HEERE late het verre van mij zijn, dat ik mijn hand legge aan den gezalfde des HEEREN! zo neem toch nu de spies, die aan zijn hoofdeinde is, en de waterfles, en laat ons gaan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.