2 Kronieken 13:10

10 Maar ons aangaande, de HEERE is onze God, en wij hebben Hem niet verlaten; en de priesters, die den HEERE dienen, zijn de zonen van Aaron, en de Levieten zijn in het werk.

2 Kronieken 13:10 Meaning and Commentary

2 Chronicles 13:10

But as for us, the Lord [is] our God
The Word of the Lord, as the Targum; we know and acknowledge no other; not the calves at Dan and Bethel, nor any other idols, only the one living and true God:

and we have not forsaken him;
his laws, statutes, ordinances, and worship; for though Abijah was not a religious man, yet it seems the form of religion was kept up, and temple service was observed, in his days:

and the priests which minister unto the Lord;
by offering sacrifices, and burning incense:

are the sons of Aaron;
and they only:

and the Levites wait upon their business;
some in singing songs of praise, vocally and instrumentally, others in keeping the doors of the temple and the treasures of the house of God, and others in assisting the priests at the altar.

2 Kronieken 13:10 In-Context

8 En nu, gij denkt u te versterken tegen het koninkrijk des HEEREN, hetwelk in de hand is der zonen van David; gij zijt wel een grote menigte, maar gij hebt gouden kalveren bij u, die u Jerobeam tot goden gemaakt heeft.
9 Hebt gij niet de priesteren des HEEREN, de zonen van Aaron, en de Levieten uitgedreven, en hebt u priesteren gemaakt, gelijk de volken der landen? Een iegelijk, die komt om zijn hand te vullen met een jong rund en zeven rammen, die wordt priester dergenen, die geen goden zijn.
10 Maar ons aangaande, de HEERE is onze God, en wij hebben Hem niet verlaten; en de priesters, die den HEERE dienen, zijn de zonen van Aaron, en de Levieten zijn in het werk.
11 En zij steken aan voor den HEERE brandofferen, op elken morgen en op elken avond, ook reukwerk van welriekende specerijen, nevens de toerichting des broods op de reine tafel, en den gouden kandelaar en zijn lampen, om die op elken avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht des HEEREN, onzes Gods; maar gij hebt Hem verlaten.
12 Daarom ziet, God is met ons aan de spitse, en Zijn priesteren met de trompetten des geklanks, om tegen u alarmgeklank te maken; o kinderen Israels, strijdt niet tegen den HEERE, den God uwer vaderen, want gij zult geen voorspoed hebben.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.