2 Kronieken 13:11

11 En zij steken aan voor den HEERE brandofferen, op elken morgen en op elken avond, ook reukwerk van welriekende specerijen, nevens de toerichting des broods op de reine tafel, en den gouden kandelaar en zijn lampen, om die op elken avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht des HEEREN, onzes Gods; maar gij hebt Hem verlaten.

2 Kronieken 13:11 Meaning and Commentary

2 Chronicles 13:11

And they burn unto the Lord, every morning and every evening,
burnt sacrifices and sweet incense
That is, the priests; the one they did on the altar of burnt offering, and the other on the altar of incense, and both every day, morning and evening:

the shewbread also set they in order upon the pure table;
the shewbread table, every sabbath day, when they took the old bread off, which had stood there a week:

and the candlestick of gold, with the lamps thereof, to burn every
evening;
these were lighted every evening, and dressed every morning; and though there were ten tables and ten candlesticks in Solomon's temple, yet only one of each was used at a time; and therefore from hence it is not to be concluded that all the rest were taken away by Shishak:

for we keep the charge of the Lord our God;
observe all the rites and ceremonies, laws, and ordinances enjoined by him; the Targum is,

``the charge of the Word of the Lord our God:''

but ye have forsaken him;
his fear or worship, as the same paraphrase.

2 Kronieken 13:11 In-Context

9 Hebt gij niet de priesteren des HEEREN, de zonen van Aaron, en de Levieten uitgedreven, en hebt u priesteren gemaakt, gelijk de volken der landen? Een iegelijk, die komt om zijn hand te vullen met een jong rund en zeven rammen, die wordt priester dergenen, die geen goden zijn.
10 Maar ons aangaande, de HEERE is onze God, en wij hebben Hem niet verlaten; en de priesters, die den HEERE dienen, zijn de zonen van Aaron, en de Levieten zijn in het werk.
11 En zij steken aan voor den HEERE brandofferen, op elken morgen en op elken avond, ook reukwerk van welriekende specerijen, nevens de toerichting des broods op de reine tafel, en den gouden kandelaar en zijn lampen, om die op elken avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht des HEEREN, onzes Gods; maar gij hebt Hem verlaten.
12 Daarom ziet, God is met ons aan de spitse, en Zijn priesteren met de trompetten des geklanks, om tegen u alarmgeklank te maken; o kinderen Israels, strijdt niet tegen den HEERE, den God uwer vaderen, want gij zult geen voorspoed hebben.
13 Maar Jerobeam deed een achterlage omwenden, om van achter hen te komen; zo waren zij voor het aangezicht van Juda, en de achterlage was achter hen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.