2 Kronieken 13:9

9 Hebt gij niet de priesteren des HEEREN, de zonen van Aaron, en de Levieten uitgedreven, en hebt u priesteren gemaakt, gelijk de volken der landen? Een iegelijk, die komt om zijn hand te vullen met een jong rund en zeven rammen, die wordt priester dergenen, die geen goden zijn.

2 Kronieken 13:9 Meaning and Commentary

2 Chronicles 13:9

Have ye not cast out the priests of the Lord the sons of
Aaron, and the Levites
Because they would not sacrifice to his idols, and that they might not instruct the people in the pure worship of God, and that he and his people might be free from the payment of tithes, firstfruits and their cities fall into his hands:

and have made you priests after the manner of the nations of [other]
lands?
after the manner of the Gentiles, without any regard to any particular tribe, which God had appointed those to be taken from:

so that whosoever cometh to consecrate himself with a young bullock and
seven rams;
which were five more than what were required by the law of Moses for the consecration of a priest, ( Exodus 29:1 ) , the same

may be a priest of [them that are] no gods; by nature, only nominal and
fictitious deities, as the calves were, which had no divinity in them, see ( 1 Kings 13:31 ) .

2 Kronieken 13:9 In-Context

7 Daartoe hebben zich ijdele mannen, kinderen Belials, tot hem vergaderd, en hebben zich sterk gemaakt tegen Rehabeam, den zoon van Salomo, als Rehabeam jong was en teder van hart, dat hij zich tegen hen niet kon versterken.
8 En nu, gij denkt u te versterken tegen het koninkrijk des HEEREN, hetwelk in de hand is der zonen van David; gij zijt wel een grote menigte, maar gij hebt gouden kalveren bij u, die u Jerobeam tot goden gemaakt heeft.
9 Hebt gij niet de priesteren des HEEREN, de zonen van Aaron, en de Levieten uitgedreven, en hebt u priesteren gemaakt, gelijk de volken der landen? Een iegelijk, die komt om zijn hand te vullen met een jong rund en zeven rammen, die wordt priester dergenen, die geen goden zijn.
10 Maar ons aangaande, de HEERE is onze God, en wij hebben Hem niet verlaten; en de priesters, die den HEERE dienen, zijn de zonen van Aaron, en de Levieten zijn in het werk.
11 En zij steken aan voor den HEERE brandofferen, op elken morgen en op elken avond, ook reukwerk van welriekende specerijen, nevens de toerichting des broods op de reine tafel, en den gouden kandelaar en zijn lampen, om die op elken avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht des HEEREN, onzes Gods; maar gij hebt Hem verlaten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.