2 Kronieken 30:8

8 Verhardt nu ulieder nek niet, gelijk uw vaderen; geeft den HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd heeft tot in eeuwigheid, en dient den HEERE, uw God; zo zal de hitte Zijns toorns van u afkeren.

2 Kronieken 30:8 Meaning and Commentary

2 Chronicles 30:8

Now be ye not stiffnecked, as your fathers were,
&c.] Obstinate and refractory, like heifers unaccustomed to the yoke, which draw back from it, and will not submit to it:

but yield yourselves unto the Lord;
be subject unto him, or "give the hand" F17 to him, as a token of subjection and homage, or of entering into covenant with him, promising for the future to serve and obey him:

and enter into his sanctuary, which he hath sanctified for ever;
set apart for worship and service, until the Messiah should come:

and serve the Lord your God;
there, in the temple, according to his prescribed will:

that the fierceness of his wrath may turn away from you;
which had already broke out, in suffering the Assyrians to invade their land, and distress them.


FOOTNOTES:

F17 (dy wnt) "date manum", Pagninus, Montanus

2 Kronieken 30:8 In-Context

6 De lopers dan gingen henen met de brieven van de hand des konings en zijner vorsten, door gans Israel en Juda, en naar het gebod des konings, zeggende: Gij, kinderen Israels, bekeert u tot den HEERE, den God van Abraham, Izak en Israel, zo zal Hij Zich keren tot de ontkomenen, die ulieden overgebleven zijn uit de hand der koningen van Assyrie.
7 En zijt niet als uw vaders en als uw broeders, die tegen den HEERE, den God hunner vaderen, overtreden hebben; waarom Hij hen tot verwoesting overgegeven heeft, gelijk als gij ziet.
8 Verhardt nu ulieder nek niet, gelijk uw vaderen; geeft den HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd heeft tot in eeuwigheid, en dient den HEERE, uw God; zo zal de hitte Zijns toorns van u afkeren.
9 Want als gij u bekeert tot den HEERE, zullen uw broederen en uw kinderen barmhartigheid vinden voor het aangezicht dergenen, die hen gevangen hebben, zodat zij in dit land zullen wederkomen; want de HEERE, uw God, is genadig en barmhartig, en zal het aangezicht van u niet afwenden, zo gij u tot Hem bekeert.
10 Zo gingen de lopers door, van stad tot stad, door het land van Efraim en Manasse, tot Zebulon toe; doch zij belachten hen, en bespotten hen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.