2 Kronieken 33:14

14 En na dezen bouwde hij den buitenmuur aan de stad Davids, aan de westzijde van Gihon in het dal, en tot den ingang van de Vispoort, en omsingelde Ofel, en verhief dien zeer; hij legde ook krijgsoversten in alle vaste steden in Juda.

2 Kronieken 33:14 Meaning and Commentary

2 Chronicles 33:14

Now after this he built a wall without the city of David
Which perhaps had been broken down by the Assyrian army, when it came and took him; Vitringa F12 thinks this is the wall of the pool of Siloah, ( Nehemiah 3:15 ) which seems to be the first and oldest wall, as Josephus F13; for that turning to the north bent towards the pool of Siloam; an Arabic writer F14 calls it the southern wall:

on the west side of Gihon;
on the west side of the city, towards Gihon; for that was to the west of it, ( 2 Chronicles 32:30 ) ,

in the valley, even to the entering in at the fish gate;
through which the fish were brought from Joppa, and where, according to the Targum, they were sold:

and compassed about Ophel;
the eastern part of Mount Zion; some say it was the holy of holies, ( 2 Chronicles 27:3 ) ,

and raised it up a very great height;
built the wall very high there:

and put captains of war in all the fenced cities of Judah;
this he did to put his kingdom in a posture of defence, should it be attacked by the Assyrian army again.


FOOTNOTES:

F12 Comment. in Jesaiam, c. 22. 9.
F13 De Bello Jud. l. 5. c. 4. sect. 9.
F14 Abulpharag. Hist. Dynast. Dyn. 3. p. 67.

2 Kronieken 33:14 In-Context

12 En als hij hem benauwde, bad hij het aangezicht des HEEREN, zijns Gods, ernstelijk aan, en vernederde zich zeer voor het aangezicht van den God zijner vaderen,
13 En bad Hem; en Hij liet Zich van hem verbidden, en hoorde zijn smeking, en Hij bracht hem weder te Jeruzalem, in zijn koninkrijk. Toen erkende Manasse, dat de HEERE God is.
14 En na dezen bouwde hij den buitenmuur aan de stad Davids, aan de westzijde van Gihon in het dal, en tot den ingang van de Vispoort, en omsingelde Ofel, en verhief dien zeer; hij legde ook krijgsoversten in alle vaste steden in Juda.
15 En hij nam de vreemde goden en die gelijkenis uit het huis des HEEREN weg, mitsgaders al de altaren, die hij gebouwd had op den berg van het huis des HEEREN, en te Jeruzalem; en hij wierp ze buiten de stad.
16 En hij richtte het altaar des HEEREN toe, en offerde daarop dankofferen en lofofferen, en zeide tot Juda, dat zij den HEERE, den God Israels, dienen zouden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.