2 Samuël 15:33

33 En David zeide tot hem: Zo gij met mij voortgaat, zo zult gij mij tot een last zijn;

2 Samuël 15:33 Meaning and Commentary

2 Samuel 15:33

Unto whom David said
After he had heard what he had to say, and what tidings he brought:

and if thou passest on with me;
in his march and flight:

then thou shalt be a burden to me;
being to be maintained by him; and David having but scanty provisions, and so could not receive useless persons, as Hushai might be, perhaps an old man, that could be of no service to him, and unfit for travelling, and so would rather be an hinderance than an help unto him.

2 Samuël 15:33 In-Context

31 Toen gaf men David te kennen, zeggende: Achitofel is onder degenen, die zich met Absalom hebben verbonden. Dies zeide David: O, HEERE! maak toch Achitofels raad tot zotheid.
32 En het geschiedde, als David tot op de hoogte kwam, dat hij aldaar God aanbad; ziet, toen ontmoette hem Husai, de Archiet, hebbende zijn rok gescheurd, en aarde op zijn hoofd.
33 En David zeide tot hem: Zo gij met mij voortgaat, zo zult gij mij tot een last zijn;
34 Maar zo gij weder in de stad gaat, en tot Absalom zegt: Uw knecht, ik zal des konings zijn; ik ben wel uws vaders knecht van te voren geweest, maar nu zal ik uw knecht zijn; zo zoudt gij mij den raad van Achitofel te niet maken.
35 En zijn niet Zadok en Abjathar, de priesters, aldaar met u? Zo zal het geschieden, dat gij alle ding, dat gij uit des konings huis zult horen, den priesteren, Zadok en Abjathar, zult te kennen geven.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.