2 Samuël 21:12

12 Zo ging David henen, en nam de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan, zijn zoon, van de burgeren van Jabes in Gilead, die dezelve gestolen hadden van de straat Beth-San, alwaar de Filistijnen ze hadden opgehangen, ten dage als de Filistijnen Saul sloegen op Gilboa.

2 Samuël 21:12 Meaning and Commentary

2 Samuel 21:12

And David went and took the bones of Saul, and the bones of
Jonathan his son, from the men of Jabeshgilead
Which, according to Bunting F20, was fifty two miles from Jerusalem; though perhaps David did not go thither in person to fetch them, but by his messengers, see ( 2 Samuel 21:14 ) ;

which had stolen them from the street of Bethshan, where the
Philistines had hanged them, when the Philistines had slain Saul in
Gilboa;
the history of all which see in ( 1 Samuel 31:8-13 ) .


FOOTNOTES:

F20 Travels p. 122, 143.

2 Samuël 21:12 In-Context

10 Toen nam Rizpa, de dochter van Aja, een zak, en spande dien voor zich uit op een rotssteen, van het begin van den oogst, totdat er water op hen drupte van den hemel; en zij liet het gevogelte des hemels op hen niet rusten des daags, noch het gedierte van het veld des nachts.
11 En het werd David aangezegd, wat Rizpa, de dochter van Aja, Sauls bijwijf, gedaan had.
12 Zo ging David henen, en nam de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan, zijn zoon, van de burgeren van Jabes in Gilead, die dezelve gestolen hadden van de straat Beth-San, alwaar de Filistijnen ze hadden opgehangen, ten dage als de Filistijnen Saul sloegen op Gilboa.
13 En hij bracht van daar op de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan, zijn zoon; ook verzamelden zij de beenderen der gehangenen.
14 En zij begroeven de beenderen van Saul en zijn zoon Jonathan in het land van Benjamin te Zela, in het graf van zijn vader Kis, en deden alles, wat de koning geboden had. Alzo werd God na dezen den lande verbeden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.