2 Samuël 24:3

3 Toen zeide Joab tot den koning: Nu doe de HEERE, uw God, tot dit volk, zoals deze en die nu zijn, honderdmaal meer, dat de ogen van mijn heer den koning het aanzien; maar waarom heeft mijn heer de koning lust tot deze zaak?

2 Samuël 24:3 Meaning and Commentary

2 Samuel 24:3

And Joab said unto the king
Not so rudely and insolently as he did on account of his mourning for Absalom, but in a more modest, decent, and polite manner:

now the Lord thy God add unto the people (how many soever they be) an
hundredfold;
he wished his subjects were an hundred times more numerous than they were:

and that the eyes of my lord the king may see [it];
that he might live to see with his own eyes so great an increase:

but why doth my lord the king delight in this thing?
he being now old, and therefore it might seem strange to indulge such curiosity, pride, and vanity, and besides quite needless and useless: the numbering of them would not make them more or less; and they were all the king's servants, who were ready to obey him whenever he needed them, whether numbered or not; and it might be prejudicial to them, and bring down the wrath of God upon them, as well as be a troublesome and expensive business; all which, though not expressed here, is hinted at in ( 1 Chronicles 21:3 ) .

2 Samuël 24:3 In-Context

1 En de toorn des HEEREN voer voort te ontsteken tegen Israel; en Hij porde David aan tegen henlieden, zeggende: Ga, tel Israel en Juda.
2 De koning dan zeide tot Joab, den krijgsoverste, die bij hem was: Trek nu om, door alle stammen van Israel, van Dan tot Ber-seba toe, en tel het volk, opdat ik het getal des volks wete.
3 Toen zeide Joab tot den koning: Nu doe de HEERE, uw God, tot dit volk, zoals deze en die nu zijn, honderdmaal meer, dat de ogen van mijn heer den koning het aanzien; maar waarom heeft mijn heer de koning lust tot deze zaak?
4 Doch des konings woord nam de overhand tegen Joab, en tegen de oversten des heirs. Alzo toog Joab uit, met de oversten des heirs, van des konings aangezicht, om het volk Israel te tellen.
5 En zij gingen over de Jordaan, en legerden zich bij Aroer, ter rechterhand der stad, die in het midden is van de beek van Gad, en aan Jaezer.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.