Deuteronomium 1:8

8 Ziet, Ik heb dat land gegeven voor uw aangezicht; gaat daarin, en bezit erfelijk het land, dat de HEERE aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gegeven heeft, dat Hij het hun en hun zaad na hen geven zou.

Deuteronomium 1:8 Meaning and Commentary

Deuteronomy 1:8

Behold, I have set the land before you
Described it to them, and set its bounds, as well as had given them a grant of it:

go in and possess the land, which the Lord sware unto your fathers,
Abraham, Isaac, and Jacob, to give unto them and their seed after them:
and which being thus made sure unto them, they had nothing more to do than to go and take possession of it.

Deuteronomium 1:8 In-Context

6 De HEERE, onze God, sprak tot ons aan Horeb, zeggende: Gij zijt lang genoeg bij dezen berg gebleven.
7 Keert u, en vertrekt, en gaat in het gebergte der Amorieten, en tot al hun geburen, in het vlakke veld, op het gebergte, en in de laagte, en in het zuiden, en aan de havens der zee; het land der Kanaanieten, en den Libanon, tot aan die grote rivier, de rivier Frath.
8 Ziet, Ik heb dat land gegeven voor uw aangezicht; gaat daarin, en bezit erfelijk het land, dat de HEERE aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gegeven heeft, dat Hij het hun en hun zaad na hen geven zou.
9 En ik sprak ter zelfder tijd tot u, zeggende: Ik alleen zal u niet kunnen dragen.
10 De HEERE, uw God, heeft u vermenigvuldigd, en ziet, gij zijt heden als de sterren des hemels in menigte.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.