Deuteronomium 14:10

10 Maar al wat geen vinnen en schubben heeft, zult gij niet eten; het zal ulieden onrein zijn.

Deuteronomium 14:10 Meaning and Commentary

Deuteronomy 14:10

(See Gill on Deuteronomy 14:9)

Deuteronomium 14:10 In-Context

8 Ook het varken; want dat verdeelt zijn klauw wel, maar het herkauwt niet; onrein zal het ulieden zijn; van hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij niet aanroeren.
9 Dit zult gij eten van alles, wat in de wateren is; al wat vinnen en schubben heeft, zult gij eten.
10 Maar al wat geen vinnen en schubben heeft, zult gij niet eten; het zal ulieden onrein zijn.
11 Allen reinen vogel zult gij eten.
12 Maar deze zijn het, van dewelke gij niet zult eten: de arend, en de havik, en de zeearend;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.