Deuteronomium 2:31

31 En de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik heb begonnen Sihon en zijn land voor uw aangezicht te geven; begin dan te erven, om zijn land erfelijk te bezitten.

Deuteronomium 2:31 Meaning and Commentary

Deuteronomy 2:31

And the Lord said unto me
After or about the time when the messengers were sent to Sihon, perhaps when they had returned and had brought his answer:

behold, I have begun to give Sihon and his land before thee;
by hardening his heart, which was a sure token of his ruin, and a leading step to the delivery of him into the hands of Israel:

begin to possess, that thou mayest inherit his land;
move towards it and enter into it, not fearing any opposition made by him.

Deuteronomium 2:31 In-Context

29 Gelijk de kinderen van Ezau, die in Seir wonen, en de Moabieten, die in Ar wonen, mij gedaan hebben; totdat ik over de Jordaan kome in het land, dat de HEERE, onze God, ons geven zal.
30 Maar Sihon, de koning van Hesbon, wilde ons door hetzelve niet laten doortrekken; want de HEERE,, uw God, verhardde zijn geest, en verstokte zijn hart, opdat Hij hem in uw hand gave, gelijk het is te dezen dage.
31 En de HEERE zeide tot mij: Zie, Ik heb begonnen Sihon en zijn land voor uw aangezicht te geven; begin dan te erven, om zijn land erfelijk te bezitten.
32 En Sihon toog uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde, naar Jahaz.
33 En de HEERE, onze God, gaf hem voor ons aangezicht; en wij sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.