Deuteronomium 8:9

9 Een land, waarin gij brood zonder schaarsheid eten zult, waarin u niets ontbreken zal; een land, welks stenen ijzer zijn, en uit welks bergen gij koper uithouwen zult.

Deuteronomium 8:9 Meaning and Commentary

Deuteronomy 8:9

A land wherein thou shall eat bread without scarceness
That is, should have plenty of all sorts of provisions, which bread is often put for:

thou shall not lack anything in it;
for necessity and convenience, and for delight and pleasure:

a land whose stones are iron;
in which were iron mines:

and out of whose hills thou mayest dig brass;
both which are taken out of the earth and the stones of it, ( Job 28:2 ) and were to be found in the land of Canaan, and particularly in the tribe of Asher, as seems from ( Deuteronomy 33:25 ) and more particularly at Sidon and Sarepta, which were in that tribe; the latter of which seems to have its name from the melting of metals there, and the former is said in Homer F20 to abound with brass.


FOOTNOTES:

F20 (ek men sidwnov polucalkou) . Homer. Odyss. 15. l. 424.

Deuteronomium 8:9 In-Context

7 Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land, een land van waterbeken, fonteinen en diepten, die in dalen en in bergen uitvlieten;
8 Een land van tarwe en gerst, en wijnstokken, en vijgebomen, en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen, en van honig;
9 Een land, waarin gij brood zonder schaarsheid eten zult, waarin u niets ontbreken zal; een land, welks stenen ijzer zijn, en uit welks bergen gij koper uithouwen zult.
10 Als gij dan zult gegeten hebben, en verzadigd zijn, zo zult gij den HEERE, uw God, loven over dat goede land, dat Hij u zal hebben gegeven.
11 Wacht u, dat gij den HEERE, uw God, niet vergeet, dat gij niet zoudt houden Zijn geboden, en Zijn rechten, en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.