Esther 9:2

2 Want de Joden vergaderden zich in hun steden, in al de landschappen van den koning Ahasveros, om de hand te slaan aan degenen, die hun verderf zochten; en niemand bestond voor hen, want hunlieder schrik was op al die volken gevallen.

Esther 9:2 Meaning and Commentary

Esther 9:2

The Jews gathered themselves together in their cities,
throughout all the provinces of King Ahasuerus
Wherever they lived:

to lay hand on such as sought their hurt;
who not only threatened them what they would do on this day, but were risen up in arms in quest of them:

and no man could withstand them, for the fear of them fell upon all
people;
when they understood that Haman was hanged, and Mordecai the Jew advanced, and that the queen herself was a Jew, and that the Jews had the royal grant to act both defensively and offensively; and no doubt but the panic was of God.

Esther 9:2 In-Context

1 In de twaalfde maand nu (dezelve is de maand Adar), op den dertienden dag derzelve, toen des konings woord en zijn wet nabij gekomen was, dat men het doen zou, ten dage, als de vijanden der Joden hoopten over hen te heersen, zo is het omgekeerd, want de Joden heersten over hun haters.
2 Want de Joden vergaderden zich in hun steden, in al de landschappen van den koning Ahasveros, om de hand te slaan aan degenen, die hun verderf zochten; en niemand bestond voor hen, want hunlieder schrik was op al die volken gevallen.
3 En al de oversten der landschappen, en de stadhouders, en landvoogden, en die het werk des konings deden, verhieven de Joden; want de vreze van Mordechai was op hen gevallen.
4 Want Mordechai was groot in het huis des konings, en zijn gerucht ging uit door alle landschappen; want die man, Morde chai, werd doorgaans groter.
5 De Joden nu sloegen op al hun vijanden, met den slag des zwaards, en der doding, en der verderving; en zij deden met hun haters naar hun welbehagen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.