And the Lord spake unto Moses and unto Aaron After he had given them their commission, and instructions to go to Pharaoh, and a little before they went in to him:
6
Toen deed Mozes en Aaron, als hun de HEERE geboden had, alzo deden zij.
7
En Mozes was tachtig jaar oud, en Aaron was drie en tachtig jaar oud, toen zij tot Farao spraken.
8
En de HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende:
9
Wanneer Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een wonderteken voor ulieden; zo zult gij tot Aaron zeggen: Neem uw staf, en werp hem voor Farao's aangezicht neder; hij zal tot een draak worden.
10
Toen ging Mozes en Aaron tot Farao henen in, en deden alzo, gelijk de HEERE geboden had; en Aaron wierp zijn staf neder voor Farao's aangezicht, en voor het aangezicht zijner knechten; en hij werd tot een draak.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.